Bij literatuuronderwijs denken we meestal aan het literatuuronderwijs dat we zelf hebben genoten in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Velen zullen dan ook vraagtekens zetten bij literatuuronderwijs in het basisonderwijs en in de basis van het voortgezet onderwijs. Het doel van deze workshop is dat vraagteken om te zetten in een uitroepteken.
Literatuuronderwijs is een wezenlijk onderdeel van taalvaardigheidsonderwijs. Verhalen en gedichten vervullen wezenlijke functies van taal. Je kan je met kinder- en jeugdliteratuur amuseren, jezelf en anderen in herkennen, kennismaken met gebeurtenissen en personages uit andere tijden en werelden. Daarnaast kunnen deze teksten de lezer ook informeren en zelfs overtuigen.
Het leren begrijpen en waarderen van verhalen en gedichten veronderstelt een andere manier van lezen dan het lezen van zakelijke teksten. Het met elkaar praten over de betekenis van teksten uit de kinder- en jeugdliteratuur, en het uitwisselen en bespreken van verschillende leeservaringen vraagt van de leerlingen om goed naar elkaar te luisteren, zich in de leeservaring van anderen te verplaatsen en om de eigen ervaringen goed onder woorden te brengen. De docent kan de leeservaring van de leerlingen verdiepen en verrijken door hun aandacht bijvoorbeeld te richten op iets bijzonders in de tekst.
Kortom, het met elkaar lezen en bespreken van verhalen en gedichten is een bijzonder effectieve manier, weten we ook uit onderzoek, om het leesplezier en tekstbegrip, én de woordenschat en taalvaardigheid van leerlingen te vergroten. Maar hoe pak je dat aan? In deze workshop staan we stil bij wat op school en in de klas goed en minder goed werkt, oftewel de do’s and don’ts van effectief literatuuronderwijs.